Andere grappen

Herbert's Column
Foto John Veenboer


Previous Columns 2021


Tribute to Lonnie Smith
Carl Ace Carter
Passie
Waar waren we gebleven?
Terug van weggeweest


First published Ocober 2nd of 2021


"Tribute to Lonnie Smith"
1942 - 2021




Het orgel spreekt tot mij.

In ‘I’m The Beat’ het boek dat ik samen met Max Bolleman schreef over Max zijn opnamestudio, staat ook een hoofdstukje gewijd aan organist Lonnie Smith. Het stukje heeft een hoog Laurel en Hardy gehalte, veroorzaakt door de tulband* van Lonnie.
Die tulband* was Lonnie's handelskenmerk en die wilde hij beslist niet afzetten in de studio. Max werd daarom genoopt tot het slopen van een koptelefoon en het aan de slag gaan met duct-tape.
Onderwijl riep Lonnie naar zijn medemuzikanten Peter Bernstein (gtr.) en Billy Drummond (drs) ‘I scare these guys out’. “Nou”, vertelde Max, “de stemming zat er meteen goed in.” Dat was in 1993.
De pas 16 jaar (!) later op Criss Cross uitgebrachte opnamen laten een fonkelende Lonnie horen. En ik moet eerlijk toegeven, het gaat er inderdaad ‘scary’ aan toe. Jezustempo’s worden ingezet maar zowel Peter als Billy geven geen krimp. Tot zoverre het verleden.
Hier te bestellen: I'm The Beat

Reden voor deze column vormt het overlijden van Lonnie op 28 september 2021 . Lonnie werd 79 jaar.
Lonnie genoot een bepaalde populariteit in Nederland.Hij is hier de afgelopen 25 jaar meerdere malen. geweest om ons te vergasten op zijn Hammondorgel spel. Zo was hij ook de gast bij onze Hammond Toonwielorgel Vereniging in mei 2013.
Eind negentiger jaren leerde ik Lonnie kennen toen ik mijn B3 verhuurde voor een tournee die hij deed met gitarist Martien Oster. We hadden meteen een goed contact en dat is tijdens de diverse tournees alleen maar verdiept. We zijn verschillende keren met elkaar uit eten geweest en hebben interessante gesprekken gevoerd. Niet alleen over muziek maar ook over het muzikanten bestaan in de USA en de politiek.
Lonnie kwam op mij over als een sympathieke man zonder een zweempje sterallures en met een flinke dosis humor. Ik was ook bij Lonnie tijdens die verschrikkelijke dag, 9 september 2001, de dag van de aanslag op de Twin Towers. in New York. Hij was helemaal van slag door die vreselijke terreurdaad.
Zo ver ik heb kunnen nagaan zijn er 2 cd’s en één LP, met Lonnie in Nederland uitgebracht. Lonnie is daarop te horen met Nederlandse musici. Vrij uniek, dunkt mij, zeker voor een Hammond organist.
In 2016 maakte ik een interview met Lonnie. Hij was in Nederland ter gelegenheid van een LP die hij samen met het Jazzorkest van het Concertgebouw had gemaakt. Lonnie was blij Frank Obertop en mij te zien.
Tijdens het interview kwam naar voren dat ‘the struggle for life’ in de jazz bij hem op een ander niveau was gekomen. De noodzaak om zichzelf te bewijzen stond niet meer op de voorgrond, het ging hem nu steeds meer om de juiste noot op de juiste plaats en in welk tempo dat gebeurde was minder relevant. Voor Lonnie was het belangrijk dat er een muzikaal verhaal verteld werd, liefst met een begin en een eind maar in ieder geval met een ziel. “Want”, zei Lonnie, “er wordt steeds meer muziek gemaakt die muzikaal technisch klopt maar waar geen hart in zit. Ik ga achter het orgel zitten, zet mijn vingers op de toetsen en dan beginnen mijn handen te tintelen en dat gaat dan verder langs mijn armen en dan weet ik dat het orgel tot mij spreekt.”
Een voor mij herkenbaar gevoel en we kwamen tot de conclusie dat van alle toetsinstrumenten alleen het Hammond-orgel dat effect weet te genereren. Om het zeker te weten opperde ik even of keyboards met hammond-geluid dat ook bewerkstelligen maar Lonnie wist zeker van niet. Hoe goed ook in het nabootsen, ze missen wat.

God Given Moments

Richard ‘Groove’ Holmes antwoordde ooit op mijn vraag of hij op de piano begonnen was: “No man. I entered the church and I saw the organ. I sat behind it and on that god given moment I could play!”
Ik vraag Lonnie of hij ook zo’n ‘god given moment’ had. "Jazeker", antwoordde hij. Nadat hij een aantal jaren op school trompet had gespeeld in de schoolband, kwam hij bij een vriendje thuis wiens oudere broer net een Hammond had aangeschaft. Lonnie was toen vijftien jaar. Die broer liet dat orgel brullen en Lonnie wist meteen: dit monster is mijn instrument. Probleempje dat opdook, hoe kom je als arme vijftienjarige aan zo’n toen ook al kostbaar instrument? Lonnie schuimde de hele buurt af tot hij in de etalage van een 2dehands winkeltje een harmonium zag staan. Het was wel geen Hammond maar toch. Er bleek echter een prijskaartje van $ 35,– aan te hangen en dat geld had Lonnie domweg niet. Jaren later zag hij in een muziekwinkel een Hammond B3 staan. Hij stapte binnen en vroeg aan eigenaar Art Kubera of hij op het orgel mocht oefenen want Lonnie wist zeker dat zijn muzikale carrière verborgen lag in de schoot van deze Hammond. Hoewel Lonnie nog nooit piano gespeeld had, laat staan orgel, wist hij de eigenaar te overtuigen en mocht hij elke dag langskomen om te oefenen. “Dat was mijn tweede ‘god given moment’”, zegt Lonnie. “Alle goede dingen bestaan uit drieën”, knikte ik hem toe. “Klopt", beaamde Lonnie, "het derde moment was dat ik Art wist te overtuigen mij het orgel ter beschikking te stellen omdat ik er geld mee kon verdienen en dat deed hij. Ik ben die man eeuwig dankbaar.” Op onze beurt zijn wij dank verschuldigd aan Lonnie en Art want zoals een goede vriend het omschrijft: hoe zouden wij anders van die intens smerige maar o zo fantastische akkoorden die Lonnie neerlegt, kunnen genieten. In zijn ruim zevenenvijftig jarig organisten bestaan ontwikkelde Lonnie zich van een swingende notenspeler tot een schilder van klankkleuren, die het hele palet dat de Hammond hem ter beschikking stelt uitermate boeiend weet te gebruiken.

In 2003 heb ik een video gemaakt van Lonnie en The Original Grooves. tijdens een optreden in De Vloer te Utrecht. Te horen vallen naast Lonnie, Martien Oster, gitaar, Barend Middelhoff, tenorsax en Steve Altenberg, drums.
Lonnie Smith en The Original Grooves

In 1966 maakte George Benson zijn entree op het Newport Jazz Festival. George was in gezelschap van Ronnie Cuber, baritonsax, Lonnie Smith, zonder tulband, B3 en Billy Kaye achter de potten en pannen, dixit John Engels.
George Benson Newport 1966

*) Over de titel 'Dr' en de 'Tulband'
Een van de redenen waarom Lonnie 'Dr.' voor zijn naam plakte was om zich te onderscheiden van Lonnie Liston Smith.
Hammond-Lonnie vertelde mij dat hij er helemaal gek van werd dat hij altijd verward werd met die andere Lonnie, de toetsenist die soms ook op een Hammond speelde en eveneens in de jazz actief was.
Ik heb Hammond-Lonnie vergeten te vragen waarom hij niet voor een pseudoniem had gekozen om aan de verwarring een einde te maken. Dat 'Dr.' was beslist niet afdoende. Zelfs gerenommeerde instanties als het Darmstädter Jazz Institut schreven opnamen van Lonnie Smith 'Turning Point' toe aan Lonnie Liston Smith. Ze haalden de twee dus gewoon door elkaar.
Overigens was ook zijn uitdossing met tulband en baard niet vanwege een verbinding met het Sikhsisme maar louter en alleen een gevalletje imago. Hij had dat afgekeken van een andere Hammond-organist Korla Pandit, die in de veertiger en vijftiger jaren actief was.

De man in dit filmpje die zich Korla Pandit noemde zou uit India komen maar hij heette in het echt John Roland Redd en was geboren in St. Louis: Indian Liberace
Lonnie wist van deze in 1998 gestorven man en heeft waarschijnlijk gedacht, goede oplossing voor het rassenprobleem, ik word Sikh. Bizar allemaal maar wel weer verklaarbaar in het licht van de rassenwaan in de VS.


Herbert

First published August 20th of 2021


"Carl Ace Carter"



Onlangs plaatste ik een clipje op YouTube ter herdenking van de in 2011 overleden Paul Weeden sr.
Omdat ik deze website na 6 jaar stilte weer leven ingeblazen heb loop ik alle pagina's na en toen kwam ik op de pagina Paul News de naam van Carl Carter tegen.
In het clipje dat ik ook op deze pagina heb gelinkt is te horen wat een geweldig swingende pianist dit was, die geheel terecht de plaats op de pianokruk van Count Basie innam.
Op internet had ik ruim tien jaar geleden al eens eerder naar meer muziek van deze uit Cleveland (Ohio) afkomstige pianist gezocht maar praktisch niets gevonden.
Omdat er in 10 jaar waanzinnig veel gebeurt op het internet begon ik met nieuwe moed aan een speurtocht.
Die leverde gelukkig wel resultaten op maar de oogst aan muziek van Carl Carter bleef karig.
Wel kwam ik erachter dat Carl Carter beter bekend was onder de naam Carl 'Ace' Carter.
Hij kroop op 6-jarige leeftijd achter het kerkorgel, wellicht een Hammond, na de dienst. Met piano begon hij op 10-jarige leeftijd en later ging hij ook vibrafoon spelen. Grote voorbeelden waren, Nat King Cole, Red Garland, Erroll Garner en Oscar Peterson. Daarnaast was hij een verdienstelijk zwemmer en Amerikaans voetbal speler.
Volgens zijn vrouw Narede vond Carl.zichzelf niet thuishoren in het hokje jazzpianist omdat hij "van allerlei soorten muziek hield en kon spelen, van Mexicaanse tot klassieke".
Onder de clip van de opname uit 1988 van de Count Basie Band o.l.v. Frank Foster tijdens het jazzfestival van Montreal kwam ik wel deze informatie
over Carl 'Ace' Carter tegen.

Carl heeft aan meerdere opnamen meegewerkt, maar zijn totale platenoeuvre is beperkt. Een van de platen waarmee hij een bescheiden roem vergaarde is deze: de single Mexican Rock




Big Boss Band is een plaat met een big band onder leiding van George Benson

Dankzij de onvolprezen speurzin van Erik Marcel Frans, die ook al jarenlang de bio- en discografieën schrijft van bekende en onbekende musici in de Jazzflits - zo schreef hij een fantastische bio- en discografie over organist Babyface Willette - , kwam ik nog meer te weten. Op de pagina die ik aan Carl Ace Carter heb gewijd een beperkte keuze uit het materiaal.

Het blijft jammer dat van een musicus van dit kaliber, Carl speelde onder meer met Charlie Parker, Arthur Prysock, Dizzy Gillespie, Sonny Stitt, George Benson, Milt Jackson en Little Jimmy Scott, de zanger bij o.a. Lionel Hampton,niet meer bekendheid heeft verworven.
Wellicht een klein tipje van de sluier waarom Carl niet breder bekend is geworden, werd opgelicht in een interview waarin hij aangeeft niet erg geporteerd te zijn voor reizen. Reden waarom hij bijvoorbeeld stopte met touren met de Basie Band o.l.v. Frank Foster.


Hier de link naar een filmpje opgenomen in 1982 waar Ace ergens piano speelt.



Born April 12, 1931 in Youngstown, Ohio

Died September 20, 1996 in Cleveland, Ohio.



Herbert




First published August 1th of 2021


"Passie"



Het is altijd fijn als je iemand gepassioneerd over muziek hoort vertellen.
Als het dan ook nog eens gaat over muziek en musici die jouw interesse hebben dan is dat extra fijn.
Onlangs kwam ik op YouTube ene Rick Beato tegen. Even zijn doopceel gelicht (bron Wikipedia) Richard Beato [2] (geboren 24 april 1962) is een Amerikaanse YouTube-persoonlijkheid, muziek professional en pedagoog. Sinds het begin van de jaren tachtig heeft hij afwisselend gewerkt als muzikant, songwriter, geluidstechnicus en platenproducent. Beato woont in Georgia, Verenigde Staten. Hij heeft liedjes geschreven met en muziek geproduceerd voor verschillende artiesten, waaronder Needtobreathe, Parmalee en Shinedown. Hij studeerde aan het Ithaca College en behaalde een bachelor of arts in muziek. Hij behaalde in 1987 een masterdiploma in jazzstudies aan het New England Conservatory of Music.
De eerste video die ik van hem zag was de uitleg waarom een solo van Oscar Peterson volgens Rick de beste solo 'ever' was.
Hier is de video met Oscar in de hoofdrol
(Voor de durfals Aimee Nolte heeft een blueslick die Oscar speelt uitgezocht )
Overigens het in 1974 voor de BBC opgenomen concert waar Rick aan refereert is hier te vinden
Ik vond zijn enthousiasme een genoegen om naar te luisteren. Hier nog zo'n gepassioneerde uitleg bij een plaat van Joe Pass, 'The album that changed my life' Hier is Rick zijn YouTube kanaal waar nog meer fraais te vinden is.

Nog even een sneer naar de muzikanten die onder de noemer 'jazzzangeres' denken onsterfelijkheid te kunnen verwerven. Ja nu weet ik het zeker, zangeressen horen niet meer in het openbaar op te treden. Waarom? Zij kunnen 'super spreaders' zijn, potentiële weliswaar maar toch. De studie liet ook zien dat bij zingen ruim 10 keer zoveel virusdeeltjes naar buiten worden gebracht dan bij het ademen. En bij normaal praten +/- 8 keer zoveel. Ook bleek het verspreiden van het virus met name voor te komen in een heel vroeg stadium van zelf besmet geraakt te zijn, waarbij dat ook gebeurt als men zelf geen symptomen heeft.
Bron

Nou dat was hem dan weer.

Herbert

 
First published July 16th of 2021


"Waar waren we gebleven?"



Tussen mei 2015 en juli 2021 is er nogal wat gepasseerd in de bescheiden bubbel waarin ik actief ben.
Zo heb ik twee boeken geschreven en een boek vertaald, flink wat clipjes op YouTube gezet, muziek op Spotify gepubliceerd en nog veel meer.
Over die boeken ga ik het hier nog even over hebben.
Samen met Max Bolleman publiceerde ik in oktober 2015 het boek I'm The Beat. In het boek wordt een deel van de meer dan 1.500 opnamen beschreven die Max in zijn studio 44 te Monster en in New York maakte.
De handel en wandel van bekende en minder bekende blues- en jazz-musici zijn in redelijk wat boeken vastgelegd en over een platenlabel als Blue Note is er ook best wat te vinden. Over de voor het vastleggen van de muzikale prestaties verantwoordelijke intermediair weinig tot niets. Althans mij is geen boek over bijvoorbeeld studiobaas Rudy van Gelder bekend. Dit maakt het boek van Max Bolleman min of meer uniek omdat de lezer hier een kijkje wordt gegund in een wereld die vrij onbekend is en toch van belang. Handleidingen hoe het er in een geluidsstudio aan toe dient te gaan bestaan er niet. In zijn studio in Monster, over die plaatsnaam staat een smakelijke anekdote in het boek, en in diverse studio’s in New York maakte Bolleman meer dan 1.500 opnamen. Dan spreek je wel over een staat van dienst. Van musici als Percy Mayfield, McCoy Tyner, Chet Baker, Dizzy Gillespie en nog vele anderen valt hun studio wedervaren te lezen. Boeiende lectuur met onverwachte randjes en rampjes.
Er wordt beschreven hoe Max door het opnamevirus werd gegrepen en de manier waarop hij tot zijn herkenbare ‘studiosound’ kwam. Dat hij een kwalitatief gewaardeerde en herkenbare sound creëerde mag blijken uit de opmerking van een muzikant van wie net een plaat was uitgekomen: “Everybody talks about the sound but not about my music”.
Over de musici die in zijn studio voor of achter de microfoon stonden weet Max vaak rake verhalen te vertellen. Het blijken maar al te vaak gewone stervelingen, met al hun makkes. Er wordt geen lauwerkrans om de hoofden van beroemde namen gelegd maar toch wordt iedereen in zijn waarde gelaten. Of het nu een omzwachtelde Japanse trompettist is of Wynton Marsalis, die op moet komen draven bij een studio date van een van zijn mede musici.
Scheppen gaat van au, memoreert Max in zijn woord vooraf. Daar zijn in dit zeer lezenswaardige en voor de liefhebbers zeer interessante boek legio voorbeelden van te vinden. Een icoon als Eddie Harris, die zichzelf maar goedkoop vindt. ‘El Cheapo’ noemt hij zichzelf. Maar ook de beschrijving van de vele opnamen die Max met Chet Baker maakte verduidelijkt veel. En niet te vergeten de onnavolgbare Willem Breuker, die geen moeite teveel was om iets bijzonders vast te leggen. Tapdansers en toeterixxen vormen maar enige van de bizarre ‘instrumenten’ die Max werd geacht geluidstechnisch perfect te registreren.
Wat in ieder geval ook meehielp om ontstane problemen op te lossen, was dat Max zelf een gerespecteerd muzikant is. Ook zijn beslist niet misselijke muzikale carrière wordt uitgebreid besproken in dit boek.
Dat er veel langskomt in dit boek mag duidelijk worden aan de hand van het namenregister, dat begint bij Paul Acket en eindigt bij Frans Zwartjes. Daartussen zit een vlot geschreven interessant boek met veel achtergrond informatie over bekende en minder bekende opnamen en musici.Inmiddels is dit boek aan zijn 3de druk bezig en is het in 2019 vertaald in het Engels. In het land van oorsprong, de USA is men er enthousiast overen zijn de lofuitingen niet van de lucht.







Hier een leuk interview met Max over het boek.

Daarnaast verscheen eind 2019 mijn bundel Afrekenen waarin ik een aantal columns van deze website heb gepubliceerd benevens een flink aantal nieuwe verhalen.



Lezers van de eerste en tweede druk van 'I'm The Beat zullen zich wellicht afvragen wat is hier aan de hand, want daar wordt als schrijver Robert Rhoden vermeld en niet Herbert Noord, die naam verschijnt pas in de derde druk.Deze naamswijziging heeft te maken met de figuren die zich hier te lande met het schrijven over jazz bezighouden. Dat zijn in het beste geval goedwillende amateurs maar in de meeste gevallen rancuneuze nitwits. U wilt bewijs, u krijgt bewijs.

Zo begon het in 2013:
Geachte heer Noord, beste Herbert, Op het kantoor van het Ned. Jazz Archief werd mij een exemplaar (pocketeditie) van de bundel Hammonditis getoond. Die mocht ik wel zien maar niet meenemen, want het exemplaar is bedoeld voor de collectie van het NJA. Zou ik voor een bespreking in JazzBulletin (dec. a.s.) een recensieex. kunnen bekomen?  
Met vriendelijke groet, Coen de Jonge,
hoofdred. JazzBulletin

Vriendelijke ezel die ik ben heb ik het verzoek gehonoreerd en de heer de Jonge een exemplaar toegezonden.
Vervolgens lag het Jazzbulletin op de mat.



Mijnheer de Jonge heeft voor een 'fijne' recensie gezorgd en mij op mijn duidelijk verwijtbare 'vroeger was alles beter' mentaliteit gewezen. Ik ben in zijn ogen een 'grumpy old man' en die deugen niet ongeacht of zij gelijk hebben of niet.
Dat hem buiten het sarcasme en cynisme ook de ironie ontgaan is, behoeft geen verduidelijking. Ach met Bomans, Carmiggelt en Huizinga vergeleken te worden, er zijn mindere schrijvers.
Echt aardig vind ik het niet maar eigenlijk had ik ook niet anders verwacht. Wat me alleen erg stoort is het feit, dat hij mij vooral op mijn columns afrekent. Nu is hij medewerker van Jazzism en dat blad heb ik menigmaal tot de grond toe afgebroken maar een echte criticus dient daar boven te staan.
Ook zeer storend vond ik de kop boven het artikel 'Slaapwekkend gedreutel'.
Die kop sloeg dus evenmin op mijn boekje maar op een omschrijving die ik gebruikte toen ik schreef over de jazzdagen in Rotjeknor in 2013.
Simin Tander. Jee, een zangeres, ditmaal met een eigen bedacht vocabulaire of zou het een taal zijn? Even kijken. Aha, het is een taal, en wel een Afghaans dialect, het Pastjoe. Afghanistan staat overal hoog aangeschreven als ‘the place to be' voor de echte jazzcat. Probleem is alleen als Simin dit zingt in Kabul er meteen twintig bermbommen ontploffen.
Slaapverwekkend gedreutel.

Teneur van het artikel: de jazz is ver te zoeken. Nogmaals wat heeft dat met de recensie te maken en de kop is bepaald stemmingmakend. Ik word afgeserveerd als iemand die zich omringd ziet met volslagen idioten, wat voor 96% ook waar is sla de krant er maar op na en daar, over zijn medeburgers dus, een boekje over geschreven heeft.
Hoe kortzichtig kun je als recensent zijn.

Ik schreef ook columns voor Draai Om Je Oren.
In principe heb ik niets met Nederlandse recensenten maakt niet uit op welk gebied, allemaal azijnpissers en miskende genieën en om die reden heb ik mijn boekje ook niet ter recensie aan een recensent toegezonden. Ik had dat boekje aan C. toegezonden vanwege mijn bijdragen aan Draai en niet ter recensie.
Door een 'dom' foutje van de redactie belandde een mailtje ook bij Eddy Determeijer die vervolgens mailde:
Herbert kan wel schrijven, ik ben benieuwd,
groet,
Eddy

Eddy heb ik vervolgens maar een boekje toegezonden. Die recenseerde dat in Draai met de 'aardige uitsmijter': Het zal duidelijk zijn, dit lichtvoetige werkje wekt eerder een glim- dan een schaterlach op. Jammer, tenslotte, van het slordige taalgebruik.

Natuurlijk weer spijt als haren op mijn hoofd, dat ik moeite en geld had gespendeerd om zo bejegend te worden.
Een voorbeeld van dat 'slordige taalgebruik' bleef uiteraard achterwege.

Toen kwam I'm The Beat, door mij geschreven onder het pseudoniem Robert Rhoden.
Max belde me op dat I'm The Beat heel lovend besproken werd in Jazzbulletin van het Ned. Jazz Archief.
De recensie is geschreven door dezelfde scribent - Coen de Jonge - die ook Hammonditis besprak en het nodig vond mij over zijn hekel te halen maar het boek eigenlijk geen bespreking waardig gunde.
Nu blijkt zonneklaar dat hij Hammonditis niet of slecht gelezen heeft. In beide boeken staat namelijk het verhaal van de Duitse pianist die een escort-girl zich laat ontkleden tijdens het improviseren. Een tamelijk opvallend verhaal dat mijn geschrijf onder pseudoniem bloot zou hebben gelegd. Niets van dat alles. Het is Max nu ook wel duidelijk waarom ik dit boek onder pseudoniem heb geschreven.
Hier de recensie:


Nee, de lezer van deze column snapt hopelijk nu wel waarom ik niet zoveel op heb met vaderlandse recensenten. Zo heb ik nog nooit een goede recensie voor een plaat of cd gekregen,wel in Engeland, wel in de VS, wel in Duitsland maar hier, nee. Het mooiste was wel de door Bert Vuijsje geschreven recensie in de Volkskrant van HiFi Apartment.


Bij deze recensie stond wel Rinus afgebeeld maar het spel van Rinus werd in de recensie niet genoemd. Uiteraard was het een slechte recensie, want de bas viel niet te horen(!) en voor de rest deugde er ook niets. Bert schreef overigens ruim dertig jaar later wel een ronkende recensie over I'm The Beat in het Belgische Jazzmozaïek. 


Het is wel duidelijk dat ik eigenlijk de boekjes in het Engels moet vertalen zoals ik met Sounds gedaan heb, om misschien een eerlijke beoordeling te krijgen.Tot zoverre Herbert en de jazz recensenten. Uitzondering is Jeroen de Valk die beslist weet waar hij over schrijft:
'Zojuist het boek voor de tweede maal van voor naar achteren gelezen. Zeer informatief, soms onthullend en steeds aantrekkelijk opgeschreven! Inmiddels weet ik meer over de kuren van beroemde jazzmuzikanten, de gemakzucht van Japanse producers/kettingrokers en de Chinees daar om de hoek.'

Herbert

En oh ja voordat ik het vergeet, de boeken zijn te bestellen bij:

Klik hier voor I'm The Beat

Klik hier voor Afrekenen

Klik hier voor Sounds

En natuurlijk bij de reguliere boekhandel of bij bol.com.

     
First published July 15th of 2021


"Terug van Weggeweest"





Op 25 mei 2015 schreef ik mijn laatste column voor deze website van Advanced Warning.
De reden was een heel simpele, ik had er geen zin meer in om al die stokpaardjes die ik vanaf december 1998 had bereden nog eens de sporen te geven.
Het idee dat ik maar een eind in de ruimte stond te oreren (eufemisme voor ouwehoeren) bekroop mij ook.
Daar kwam nog bij dat ik vond dat er van 'jazz' in Nederland steeds minder sprake was. Swingen was uit den boze, de zangeressen rukten meedogenloos op, op de voet gevolgd door violen, fagotten en god mag weten wat nog meer voor bizarre instrumenten de podia werden op gezeuld en waar maar een geniale enkeling jazz op kan laten horen.
Je hoeft verder maar Jazzenzo en het onvolprezen Jazzflits te volgen om te weten dat het woord jazz steeds minder de lading aan het dekken is.In die mening sta ik bepaald niet alleen, zelfs de jongeren onder de jazzliefhebbers en dan heb ik het echt over mensen tussen de 20 en  30 jaar, vindendat vergeleken met de muziek die via hun ouders, familie tot hen kwam er niet op vooruit is gegaan.Als ik dan vroeg wat ze misten in de huidige muziek in vergelijk met die van pakweg 65 jaar geleden, dan was het antwoord verrassend genoeg: spanning en avontuur.Onlangs werd door de NTR een programma gepresenteerd waarin gememoreerd werd dat jazz honderd jaar geleden, 1921, voet aan de grond zette in ons land. Ik wil niet vervallen in muggenzifterij maar er zijn sluitende bewijzen dat dit heuglijk feit twee jaar eerder plaatsvond, namelijk in 1919 in Den Haag. Afgezien van de juiste datering vormt een dergelijke mijlpaal een gerechtvaardigde reden tot aandacht.

Zover ik het mediale landschap kan overzien was de NTR wel de enige die aan deze zaak aandacht besteedde. Soit.De manier waarop er aandacht werd besteed verdient echter geen applaus. Niet te vreten, om het maar heel kort en bondig te zeggen.Deze presentatie van de stand van de jazz in Nederland (aantal kijkers 97.000 bron:  Klik hier) heeft volgens mij niet bijgedragen aan een hallejulah onder de kijkers. Integendeel, de die-hard jazzer heeft waarschijnlijk snel afgehaakt en de onvoorbereide kijker zal zich hebben afgevraagd waar hij naar zat te luisteren. (sarcasme modus/aan) Absoluut hoogtepunt vormde voor mij de zangeres  Janne Schra: Klik hier
Op 21:50 de reden: 'Waar heeft die kat last van. Miauw, miauw, miauw, mauw, mauw.
Een beter antwoord op deze vraag is dat 100 jaar gedoe blijkbaar alleen gemiauw heeft opgeleverd.
Dat dit land al ruim 500 dagen in verwarring leeft is wel duidelijk maar dat hoeft niet zo duidelijk gedemonstreerd te worden.

Herbert




Aad, Rinus,Pieter en Herbert geven hem van jetje in het Hammond Cheese Warehouse op 27 april 2021.
Voor meer fimpjes:
Klik hier


Lees ook mijn stukje: Het Einde van de Levende Muziek.


E-mail: sjw@xs4all.nl
Previous Columns/Vorige columns 2015/2014 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998
Infopage Songbook for Hammondorgan Guitarbooks CD's for sale