"Stem Lijst 11" "Walgelijkheid kent geen tijd" "Weer een" "Christofori" "Velen voelen zich geroepen...." "Wat nu weer?" "Maar nu heet het hiphop" "Het leed dat festival heet" Een leeg omhulsel dat niets meer toevoegt Au m'n oren Jazz = Jazzism=Jazzwasm=Jazzgezever Kloon II Kloon Groep 8 leert de kneepjes Je leert altijd weer wat Verwachtingen voor 2006 First published 9.12.2006 In een doosje vind ik oude knipsels, een ervan gaat over jazz. Het knipsel is van 13 december 1967 en uit de Trouw geknipt. Hoe ik eraan gekomen ben weet ik niet meer, want thuis zijn wij nooit op Trouw geabonneerd geweest. ![]() Trouw, althans vermoedelijk de jongerenredactie die de rubriek 'Expres' vult, heeft een oproep over ‘JAZZ' gedaan. Er zijn al inzenders maar nog niet genoeg en om een handje te helpen heeft Trouw voor het gemak een vijftal vragen opgesteld. De antwoorden op die vijf vragen zijn helaas niet meer te achterhalen, hoewel met de tegenwoordige digitale archivering weet je maar nooit. Ik zal er niet naar gaan zoeken omdat ik de antwoorden negenendertig jaar later wel zo ongeveer weet. Vraag 1 luidt: ‘Heeft de jazz z'n tijd gehad of is het eigenlijk net zo tijdloos als muziek van Bach, Beethoven en Brahms.' Helaas heeft de jazz zijn tijd gehad, niet voor die enkele diehards die als iedereen al naar bed is nog even genieten van een unieke opname uit 1952 met de koptelefoon op maar wel voor de grote meerderheid van de luisteraars. Echter de muziek van de drie B's heeft zijn tijd ook gehad. Alleen mag deze muziek zich nog steeds in de belangstelling van de elite verheugen. Die slaagt erin dankzij grootschalige subsidiering deze muziek nog met enige regelmaat te laten uitvoeren. Ons kent ons tijdens de uitvoering van de Mattheus Passion in de Naardense kerk, zoiets. Maar een gezellig moppie van Brahms wordt er evenmin over radio 3 gedraaid als ‘Well you need it'van Monk. Het ‘volk' is niet ontvankelijk. ‘Hebben beat en jazz iets met elkaar te maken?' is de volgende prangende vraag. Nee niets, behalve dat er zonder jazz geen ‘beat' was geweest. Nou ja de beat was minder geweest zonder jazz. En zonder de blues was er al helemaal geen ‘beat' geweest. ‘Waarom is in ons land beat meer popular (sic) dan jazz?' Om dezelfde reden waarom in 1967 Willy Alberti en Johnny Jordaan nog steeds meer ‘popular' waren dan Gilbert Becaud, ze zijn makkelijker te begrijpen. De echte reden is natuurlijk dat er aan ‘beat' meer te verdienen viel dan aan ‘jazz'. En niet onbelangrijk, de leuke meiden waren bij ‘beat' concerten te vinden en de ‘jazz' werd voornamelijk ten gehore gebracht voor een zaal vol pijprokende, baarddragende, bebrilde semi-intellectuelen, niet bepaald een sexy publiek. Vraag vier is een echt geïnspireerde vraag: ‘Welke van de twee muzieksoorten die hierboven staan heb je het liefst en waarom?' Jazz werd nog niet zo lang daarvoor door ‘gristelijk' Nederland als een gevaar voor de volksgezondheid beschouwd. En terecht natuurlijk want buiten het gebaande psalm pad treden was ‘not done' in de ogen van de mannenbroeders. De eerlijkheid gebied te zeggen dat ‘beat' er natuurlijk in deze kringen ook niet mee door kon maar de antwoorden op deze vraag zullen vooral ten faveure van de ‘beat' gepost zijn. De laatste vraag: ‘Welke vorm van jazz vind je het meest fascinerend?', is fascinerend op zich. Wat voor antwoorden zullen er ter redactie van de jongerenpagina van Trouw zijn binnengekomen? ‘Art Blakey vind ik fascinerend om de manier waarop hij zijn groep achter de vodden zit'. Of: ‘De klanken die Don Cherry uit zijn trompet haalt waren zo fascinerend dat ik thuis het bloemetjesbehang van de muur heb gescheurd'. Wellicht maar meer voor de hand liggend acht ik: ‘De beschaafde manier waarop Rita Reys jazz zingt, is fascinerend' of ‘The Dutch Swing College swingt op een fascinerende manier'. Nou ja, negenendertig jaar geleden schenen ze zich ten burele van Trouw nog druk te mogen maken over jazz kom daar vandaag de dag eens om. Herbert First published 12.11.2006 Soms dienen oplossingen zich zomaar aan. Neem nou de aanstaande verkiezingen. Het is voor een improviserend musicus geen sinecure om een keuze te maken uit het politieke aanbod. Laat ik het anders stellen, swingen doet het niet echt in de politiek en de muzikale opvattingen van de meeste politici zijn de mijne niet. Hoog Frans Bauer/Marco Borsato gehalte. Moest ik mijn keuze bepalen naar aanleiding van de muzikale voorkeuren van de te kiezen politici dan stemde ik blanco. Sinds afgelopen donderdag weet ik in ieder geval wat ik niet moet stemmen en dat is SP en D'66. Want ik las namelijk onderstaand stukje: ![]() Als notoire bestrijder van het leed dat dj heet kan ik genoemde partijen dus van de lijst schrappen. Eigenlijk kom ik maar bij één partij kandidaten tegen die mij aanspreken namelijk bij de Partij voor de Dieren, lijst 11. Daar figureren als lijstduwers Jan Wolkers en Kees van Kooten, beiden niet wars van jazz en in het algemeen van improvisatie in de muziek. Lijkt mij trouwens wel aardig Kees en Jan in de kamer. "Kijk eens wat ik hier nu bij de interruptie-microfoon vind, wat een rijkdom aan leven, dat krioelt daar maar. Kijk eens wat een fantastisch gezicht zo'n biervliegje dat eindeloos op en neer vliegt...." Nee, ik zie het al helemaal voor me. Lijst 11 dus. First published 10.11.2006 In een door Jacques Los afgenomen interview met Willem van Manen gepubliceerd op 8 november jl. in: Draai Om Je Oren geeft de trombonist een aardig staaltje ‘vroeger was alles beter' ten beste. "Helaas is de Nederlandse jazzscene de laatste jaren achteruit gekacheld", zo constateert hij. Willem weet ook wie de bijl aan de wortels van deze teloorgang hebben gelegd: ‘De Conservatoria', want zegt Willem: "De basisoorzaak van het wegvallen van die structuur (bedoeld wordt de subsidies/stichtingen en podia H.) heeft sterk te maken met de opkomst van de jazzopleidingen op de conservatoria. Al die afgestudeerde conservatoriummuzikanten wilden natuurlijk ook spelen. Er ontstond toen een soort richtingenstrijd." Tandenknarsend constateert van Manen, dat wat er tegenwoordig onder de noemer jazz in schouwburgen en muziektheaters wordt geprogram- meerd successievelijk onder de noemer ‘salonjazz' dan wel ‘braderiejazz' kan worden gerangschikt. Mijn conclusie na lezing van het interview: ‘van Manen overziet het slagveld en is niet verheugd.' Gelijk heeft de oude schuiftrompetter wel. Jazz leer je niet op een conservatorium. Trucjes, noten lezen, dat soort dingen jawel maar jazz zit in je, dat kan je niet leren. Met het opdreunen van lesjes val je als jazzmusicus door de mand. Wellicht niet bij de gemiddelde bezoeker van een ‘jazz' concert maar wel bij de mensen die echt weten waar het om gaat: Timing, oorspronkelijkheid en bluesgevoel. Mijn vriend Joop heeft in het grijze verleden gedurende een half jaar de toentertijd pas opgerichte jazzafdeling van het Amsterdams Conservatorium bezocht. Zijn idee was, dat hij wellicht zijn techniek nog wat kon bijschaven en ideeën omtrent de aanpak van improvisatie kon opdoen. Na dat half jaar kwam men naar Joop toe met de mededeling dat men hem niets meer kon leren maar of hij wellicht zelf genegen was les te geven! Dat heeft hij toen maar niet gedaan. "Stelt allemaal helemaal niets voor", was Joop's commentaar, " wat een onzin." Met het interview met Willem nog in mijn hoofd kreeg ik toevallig bijgaande hoestekst onder ogen. Let wel het betreft hier een in 1969 (!) geschreven tekst op de achterkant van een platen-hoes. ![]() Overigens toont het eind van de laatste alinea precies aan waar het Willem om gaat met zijn opmerking dat de structuur voor jazz en geïmproviseerde muziek in Nederland vernietigd is: "Sonny has experimented with the "outside" music much in the manner of Larry Young. But the rewards of that kind of experimentation don't pay the rent. So where does a young man turn? Eventually he goes back to the blues." In Nederland was dat laatste een tijdlang te vermijden door subsidies en actieve stichtingen maar die era is voorbij en ons resten de zingende zusjes en de braderie-jazz. Need I say more? Herbert First published 26.10.2006 Net als je denkt, dat je alle ellende van het plunderende verkrachtende dj-volkje wel gehad hebt, komt de krant op de cultuurpagina(!) met de kop: ![]() "De Easy Aloha's gaan Jacques Tati te lijf" Wat heeft Tati in vredesnaam op zijn geweten om geattaqueerd te worden? Heeft de in 1982 overleden filmmaker een postume wandaad begaan, die alsnog afgestraft dient te worden? Onder de naam Easy Aloha's blijken twee dj's schuil te gaan en ja dan wordt snel duidelijk wat er aan de hand is. Hier gaat geroofd, geplunderd en verkracht worden, de Vikingen bij Dorestadt. Is er dan niets meer veilig voor deze nitwits? Tati is een icoon en daar dien je met je bezoedelde dj-klauwen vanaf te blijven. Nou dan ken je de heren dj's nog niet. In het kader van het eerste Rocket Cinema International Filmfestival worden oude films van nieuwe (ha, ha, ha) muziek voorzien en van deze ongebreidelde roofzucht en vernieuwingsdrift wordt het prachtige Playtime het weerloze slachtoffer. De journalist vraagt zich terecht af wat Jacques Tati er van gevonden zou hebben. Nu wie zich een beetje verdiept heeft in het leven en werk van deze kunstenaar weet, dat hij zeer minutieus te werk ging. Zijn aandacht voor detail was verregaand en ook wat betreft het gebruik van muziek in zijn films hield Tati er een zeer eigen mening op na. Als er van muziek sprake is komt die tot ons via een zeer functioneel gebruikte grammofoon of de radio, zoals bijvoorbeeld in ‘Les Vacances de M.Hulot'. Tati was zeer spaarzaam met muziek in zijn films en je mist eigenlijk niets want het ontbreken van muziek valt je gewoon niet op. Tati heeft dat hulpmiddel niet nodig om boeiende films te maken. Het antwoord op de vraag kan door Tati niet meer gegeven worden maar de kans op zijn goedkeurend gemompel mag als nihil worden ingeschat. Echter de Bassie en Adriaan die onder de naam ‘De Easy Aloha's' de Tati-kust onveilig maken hebben geen boodschap aan deze wetenschap. Die plunderen hun hele muziekarchief om Tati's toekomstvisie uit 1967 van een nieuwe geluidstrack te voorzien. ‘Het zal ongetwijfeld een van de hoogtepunten van het eerste Rocket Cinema International Film Festival worden', lees ik in het artikeltje. Een bal voor het onbemande doel leggen, die kans laat ik mij niet ontgaan: Vervang ‘hoogtepunten' door ‘dieptepunten' en schop hem erin. Multatuli schreef : ‘Deze roofstaat aan de Noordzee' en het begint er naar uit te zien, dat de geschiedenis zich herhaalt. Ditmaal niet over de ruggen van uitgebuite inlanders maar over de ruggen van musici en regisseurs. Er schijnt niets meer te kunnen gebeuren in dit land zonder dat een van deze minkukels er bij betrokken is. Zo verscheen een dj in het programma van Pauw en Witteman. De man maakte een kans om tot ‘beste dj' van de wereld te worden uitgekozen, belangwekkend en dus een tv-item. Hij scheen er -want daar liet hij zich als een echte Nederlander niet over uit - veel geld mee te verdienen en reisde de hele wereld over. Dan hoor ik deze cultuur-barbaar godbetert zeggen, dat hij nieuwe composities van oud materiaal maakt. Als voorbeeld haalde hij muziek van Herman Brood aan. Hij had alle afzonderlijke geluidstracks van een bepaald nummer gekregen en daarvan een nieuw nummer ‘gecomponeerd'. Mijn mond viel ervan open. Affiniteit met Brood's muziek heb ik verder niet maar om daar dan een necrofiel op los te laten, dat is buiten alle proporties. Mijnheer gaf vervolgens even een kleine demonstratie draaitafelgesjoemel. Nu welk een weldaad voor de oren, deze bescheiden vingeroefening. Wat mij telkens weer het meeste opvalt bij al die draaitafelneuroten is hun volstrekte gebrek aan fantasie op ritmisch gebied. Natuurlijk moeten zij het stellen zonder goede smaak, instrument en andere kennis maar hun ritmisch spectrum slaat alles, of meer gebrek aan moet ik zeggen. Eigenlijk kennen zij maar één maatsoort namelijk de tweekwartsmaat. Boem, boem, dat is het wel zo'n beetje. Oh ja als uitsmijter wil ik nog even vermelden dat de organisatie van Dance Event meldde, dat er dit jaar 538 dj's voor de 60.000 toeschouwers rampetampden. Vorig jaar waren dat er nog maar 226 dus het gaat uitstekend met de Nederlandse dj's. Het bevestigt ontegenzeggelijk de status van Nederland als culturele woestijn. Dank heren, dank. Herbert First published 12.10.2006 Soms word je op je wenken bediend. Op de cover van de laatste uitgave van het blad ‘Jazzism' zie ik ene India.Arie afgebeeld. Naast haar de tekst: ‘Exclusief & Schaamteloos'. Waar het 'Exclusief'op slaat, daar heb ik geen notie van maar het ‘Schaamteloos' schijnt te maken te hebben met iemand die ooit schreef dat ze ‘met songs als Ready For Love in de schoenen van God stapt'. Ach ja, bescheidenheid siert de mens. Mijn nieuwsgierigheid wordt niet gewekt, nooit van Arie gehoord en onbekend maakt onbemind, dat weet je. ‘s Avonds heb ik de Radio 1 aanstaan waar BNN zijn best doet. Het lukt die gasten regelmatig mijn luisterplezier op de proef te stellen door de microfoon voor allerlei nitwits open te stellen. Dit dan onder het mom van wie de jeugd trekt heeft de toekomst. Onzin natuurlijk, rotzooi blijft rotzooi. Hun tijdens het programma gedraaide muziek teistert meestal mijn oren en brengt mijn levenspartner tot de vraag waarom ik in godsnaam naar deze troep luister. Latent masochisme vermoedelijk. Plotseling spits ik mijn oren, want India.Arie wordt aangekondigd. Beluistering stemt te vree in de zin , dat ik mijn lijstje zeurzangeressen weer kan aanvullen. Wederom een hopeloze loot aan deze stam, een loot die desalniettemin ruim 1,8 miljoen hits op Google realiseert. Onbeantwoord blijft de vraag waarom de redactie van Jazzism die zich er op voorstaat al 29 jaar de vinger aan de jazz-pols te houden zijn lezers denkt te moeten trakteren op dit soort absoluut niet swingende non-singers? Het gebruik van ‘zeg maar' spreidt zich als een niet te stuiten griepepidemie over het Nederlands taalgebied uit. Geen interview met politicus, wetenschapper, huisvrouw, manager, zwembadinstructeur of aspergesteker of de ‘zeg maar's' vliegen je om de oren. ...dus toen waren we op weg naar Marokko, zeg maar met een camper, zeg maar een tent op wielen. Ja, toen ontstond het idee voor Bumpy Roads, zeg maar een basis track. We hadden het toilet volgestouwd met zeg maar vijf synthesizers en zeg maar drie drumcomputers. De douche die zeg maar ook in het toilet was die konden we zeg maar niet gebruiken dus we hebben ons zeg maar niet kunnen wassen. Nee, die weg naar Marokko zat niet vol kuilen, zeg maar dat was niet de reden voor de titel. Nou die camper die zat helemaal vol instrumenten, zeg maar dat er weinig plek meer over was. Op reis gaan zonder opnameapparatuur zeg maar zonder je notebook, dat doen wij nooit. De beste ideeën, zeg maar komen dan als je niets bij je hebt, dus wij hebben zeg maar altijd wat bij ons. ..... op een track was nog een rapper nodig zeg maar omdat dat nodig was. Toevallig wisten wij dat er een Amerikaanse rapper in Deventer zou optreden, zeg maar dat ie daar zou zijn. Dus wij met die camper, zeg maar naar Deventer. Was die man zeg maar niet in zijn hotel. Wij naar waar hij zou optreden zeg maar ook niets. Intussen hadden we zeg maar nog een klein uurtje, want we moesten zeg maar zelf ook nog optreden op een festival in Groningen. Wij weer naar het hotel, zeg maar waar die gast was. Die wilde meteen meedoen zeg maar dat ie zich afvroeg what the fuck he was doing in Deventer. Dus wij in de weer, zeg maar met een microfoon en een notebook nou zeg maar binnen een half uur hadden wij het erop. Als de wind zeg maar terug naar Groningen en dat is de basis geworden zeg maar van de single track.... Nee, dit was geen poging het 'zeg maar' wereldkampioenschap te veroveren maar een vrije weergave van een gesprek in het programma Kunststof met C-mon en Kypski, samplende roofridders aangevuld met ‘echte' musici. Ter verduidelijking plukte ik onderstaande van internet: Simon Akkermans en Thomas Elbers alias C-mon en Kypski hebben een flinke ontwikkeling doorgemaakt. Begonnen in 2000 met sample gebaseerde instrumentale muziek maakten de samples plaats voor echte muzikanten en werd de benadering steeds 'liver'. Het leidde tot het aantrekken van een vaste bassist en toetsenist in 2002. Nadat ik het gewauwel zeg maar tien minuten aangehoord had was zeg maar mijn geduld zeg maar dusdanig op de proef gesteld dat ik zeg maar de radio uit knalde. De paar in Kunsstof gedraaide nummers beluisterend kon ik mij aan de indruk van grof jatwerk niet onttrekken. Het begint er steeds meer op te lijken, dat muziek heden ten dage niet meer een uiting is van emoties, van gevorderde studie, van dadendrang, van eerbied maar alleen maar van al dan niet snel in elkaar flansen met behulp van alle ter beschikking staande middelen. Geoorloofd of niet doet niet ter zake en de media huilen uit volle borst mee met deze wolfjes in het bos. Onze geliefde premier heeft het over de VOC mentaliteit en dat wij die weer moeten omarmen. Nou geloof mij maar als ik zeg, dat deze VOC mentaliteit van roven , plunderen en plat branden al flink school heeft gemaakt bij deze aanstormende generatie van ‘musici'. Het welgemeende advies, dat ik authentiek muzikaal jeugdig talent kan geven: ‘Ga weg uit dit land'. Herbert Lees ook mijn stukje: Het Einde van de Levende Muziek. First published 12.10.2006 Deze in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw spraakmakende handel in vleugels en piano's gaat, zo las ik in de krant, per komende januari de deuren sluiten. Dat is geen goed nieuws. Behoudens het feit, dat ik uiteraard niet weet of de zakelijke leiding wel bekwaam gehandeld heeft, vormt het verdwijnen van dergelijke instituten een verontrustend teken aan de wand. Christofori was namelijk niet alleen een pianohandel maar ook (mede)organisator van concerten, klassiek maar ook jazz. In hun pand aan de Prinsengracht hadden ze daartoe een zaal ingericht. Als voornaamste reden voor sluiting werd door de huidige directeur de tanende publieke belangstelling van zowel kopers als concertbezoekers zijde genoemd. "Jongeren zitten liever achter de computer dan achter de piano", zo zei deze. Het lijkt mij een niet van inzicht gespeende verklaring. Wie een beetje om zich heen kijkt in het muzikale landschap -en zeker in het Nederlandse- wordt het niet blij te moede. Steeds meer ééndagsvliegen presenteren zich, hun ‘15 minutes of fame' opeisend en qua muzikale inhoud nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Het gepresenteerde wordt steeds meer een eenheidsworst in elkaar gesleuteld op zolderkamertjes door types waarbij wellicht van alles door de aderen vloeit maar geen muziek. Sic transit gloria mundi. Beroemd & Belazerd Gezellig bijeenzittend en omringd door fraaie Hammondorgels kwam het gesprek op managers. Ditmaal niet die in de gezondheidszorg actieve maar in het muziekwezen. Na een stief kwartiertje discussie waren wij er wel uit. Je wordt beroemd en dan word je automatisch belazerd of je blijft uit de klauwen van ongure types maar dan word je niet beroemd. Dus de stelling luidt: wordt je Beroemd dan wordt je Belazerd. De voorbeelden waren legio van Rolling Stones tot Focus en van Procol Harum tot Ilse de Lange. De vraag die om antwoord vroeg was: "Waarom laten met name musici zich zo vaak belazeren?" Ongelukkig genoeg kan ik bij het beantwoorden van deze vraag deels uit eigen ervaring putten. Het probleem schuilt erin, dat veel musici door omstandigheden vaak fors gemangeld worden en derhalve schade oplopen aan hun zelfvertrouwen. Als er zich dan iemand meldt die een grote betrokkenheid bij de muzikale oprispingen voorgeeft, dan voelt de betrokken muzikant zich eindelijk erkend en is minder op zijn qui-vive. Hij of zij verliest zijn argwaan en stort zich rücksichtslos in de uitgestrekte armen van de veronderstelde weldoener. Daarnaast zijn veel musici ‘one issue' gericht. Muziek, daar draait het om en de rest is bijzaak. Dat uit deze opstelling veel koude kermissen volgen moge duidelijk zijn. Wij kwamen op dit onderwerp omdat het ons verwonderde, dat een bekende Nederlandse pop-coryfee blijkbaar nog steeds geen schaapjes op het droge had, dit dan na diverse hits en een omvangrijk platenoeuvre, grotendeels bestaande uit eigen composities. Eén van de aanwezigen had bij toeval de manager van genoemde coryfee ontmoet en toen was hem e.e.a snel duidelijk geworden. Genoemde manager omschreef hij als ‘een onguur type, dat weinig met de door hem vertegenwoordigde musici en nog minder met hun muziek ophad.' Toen hij een paar maanden later hoorde, dat deze manager de kluit zwaar belazerd had, wekte dat geen verwondering. Mede door het verdwijnen van de levende muziek, zal ook dit type manager naar de periferie van het muzikale gebeuren worden teruggedrongen. Mogelijk dat in de toekomst alleen dj's nog met managers werken. Het zal de lezer niet verbazen, dat in geval van geripte dj's mijn medeleven beter als leedvermaak kan worden omschreven. Herbert First published 26.9.2006 Tot wat? Ik zal het de lezer verklappen: ‘Tot het zingen van jazz'. In Hoorn is er een jaarlijks jazzfestival en wat lees ik in het programma-blad: ‘Deze alweer achtste editie wordt geopend door...... Karin Bloemen! Zingt die jazz? Jazeker, maar alleen maar héél af en toe, begeleid door de fenomenale Buzz Brass Band.' Ik wil niets afdingen op de muzikale capaciteiten van ‘la Bloemen' en ik heb mij ook best geamuseerd bij een optreden van haar maar een jazzzangeres, nee zo had ik haar niet ingeschat. Het neemt echt epidemische vormen aan al die zangeressen die maar zorgeloos staan te verkondigen tot het jazz zingen te zijn geroepen. En er valt helemaal niets tegen te doen. Bezit uw ziel in lijdzaamheid en ontleen troost aan de gedachte, dat ook deze zangstorm wel weer overwaait. Van een geheel ander en des te verontrustender kaliber zijn de draaitafelkabouters. Hun opmars door de muzikale gelederen schijnt onstuitbaar, geen festival kan nog buiten hun aanwezigheid net zo min als een aan de weg timmerend groepje dat in de vaart der volkeren opgestuwd wil worden. Eigenlijk had ik het moede hoofd al in de schoot gelegd en voor voldongen feit aanvaard dat het verzet tegen de draaitafelkabouters zinneloos was, toen mij een artikel onder ogen kwam wat mijn ergernis toch weer flink oppookte. Het betreffende artikel is een lofzang op dj Maestro. Na een weloverwogen verkrachting van de in de Blue Note archieven opgeslagen muziek was het moment aangebroken om zelf de vleugels uit te slaan. ‘Hij predikt het (sic!) gospel waar en wanneer hij maar kan', lees ik. ‘De tijd was rijp om de stap te gaan maken. Het begin was moeizaam' lees ik. ‘Dit is enkel het begin. Ik wil uiteindelijk ook liedjes gaan schrijven. Maar daar moet ik nog in groeien', lees ik. Hoe ziet de maestro zijn gemanipuleer met vinyl, bits and bytes nu zelf: ‘In een podiumopstelling met DJ Maestro achter de laptop en de mixer. Het concept is geboren uit de gedachte van een live-gebeuren. Ik functioneer tijdens zulke optredens meer als een dirigent. Ik ben verantwoordelijk voor de grooves en hier en daar een verdwaald scratchje. Ik sta dan bescheiden opgesteld achter de muzikanten, die doen dan toch het echte werk.' Bescheidenheid siert de maestro, hij is dan wel degene die de ritmische bodem legt maar stelt zich toch bescheiden op achter de muzikanten. Dirigeren, dat wel maar het echte werk dan weer net niet. Waarom word ik hier zo moedeloos van? Het antwoord is simpel, deze draaitafelkabouter is een van de representanten van het totale niets en doet dat vergezeld gaan van een arrogantie die de toppen der betamelijkheid verre overstijgt. De logica mag natuurlijk duidelijk zijn, niets is alleen iets als het met verve gebracht wordt, daar trek je gelovigen mee die denken wel degelijk de kleren van de keizer te kunnen zien. Van die categorie blijken er steeds meer te komen anders valt het succes van de draaikonten niet te verklaren. Waar zowel het legioen jazzzangeressen als de draaitafelneuroten mee bezig zijn, is de echte op het randje levende jazz definitief de nek om te draaien. Uit onnozelheid, onwetendheid, onvermogen wie zal het zeggen. Feit is dat er nu generaties opgroeien voor wie het begrip muziek een totaal andere inhoud heeft dan wat u en ik er onder verstaan. Generaties die het geen ene moer interesseert of de muziek van een draaitafel, karaoke of gekweld hoofd afkomstig is, want het beeld heeft het geluid zodanig naar de achtergrond gedrongen, dat het ‘hoe' niet meer relevant is. Lees daartoe ook mijn stukje: Het Einde van de Levende Muziek. Sterkte, Herbert First published 24.8.2006 Je bent een tot ver over de landgrenzen bekende Nederlandse improviserende muziekkant, orkestleider en componist. Je hebt altijd nauwe contacten met de jazz en improvisatie gehad in je muziek en in het vervullen van bestuursfuncties.......... en dan wil je wel eens wat. Wat dan? Beethoven's Romance in F. Niets meer en niets minder. Om het geheel een nog verrassender wending te geven nodig je een gast-dirigent uit. Het gaat hier immers niet om eigen broddelwerk maar om een tot de klassieken gerekend stuk. De Haitink's, van Zweeden's en Janson's hebben het helaas te druk dus dan maar een andere eminente stokjes-zwaaier op de bok. Job Cohen, de professionele kloek van Amsterdam, schijnt de juiste kwalificaties voor deze job te hebben en zo kan het gebeuren dat voornoemde op 26 augustus tijdens de jaarlijkse Uitmarkt, zijn debuut als dirigent maakt. Ja, bij lezing van deze aankondiging viel ik even stil en pinkte een traantje van ontroering weg. Maar nu bent u, lezer van dit proza, natuurlijk uiterst nieuwsgierig geworden naar de animator van het komende dirigeer geweld, welnu het handelt hier om good old Willem Breuker. De naamgever van Het Willem Breuker Kollektief wist de Amsterdamse burgervader tot het aannemen van deze uitdaging te verleiden. Wat mij intrigeert is waarom een improviserend musicus als Breuker een stukje van Beethoven gaat uitvoeren. Omdat hun achternaam beide met een ‘b' begint? Om een mankement uit zijn jeugd goed te maken, moeder had de jonge Willem liever de klarinet ter hand zien nemen en in plaats daarvan begint ie een saxofoon te maltraiteren. Of is het simpelweg omdat na het eerste spetterende door Arie Schep geïnspireerde optreden met het New Acoustic Swing Duo begin jaren 70 in Felix Meritis nimmer meer iets van enig muzikaal belang werd geregistreerd? Kijk, dat klassiek angehauchte musici zich op deze manier inlaten met de boven ons gestelden om hun boterham niet in gevaar te brengen, het zij zo. Een zichzelf respecterend improviserend musicus dient echter verre te blijven van welke autoriteit en welk gratis massa-evenement dan ook. Volledig uit den boze en alleen in uiterste noodzaak toegestaan om de op ‘het mag niets kosten', hiphop, coke, hamburger en rap ingestelde massa te tarten en te treiteren. Het is triest te moeten constateren dat de teloorgang van de Nederlandse geïmproviseerde muziek, deze vormen aanneemt. Het is nog triester te moeten constateren, dat alles wat in dit land ook maar enigszins met cultuur te maken heeft, vermalen wordt tussen de molenstenen van de subsidie en commercie. Maar het aller triest's is het te moeten vaststellen, dat het eigenlijk niemand een fuck interesseert. Zolang iedereen blij is met dj's Testikels, Ali B's en Lange Fransen zolang is er niets aan de hand. De programmering van de Uitmarkt aangaande jazz, laat wat dat betreft geen misverstanden bestaan. Van de 23 uitvoeringen die onder deze noemer vallen vinden er 15 in Het Bethaniënklooster plaats. Een klooster! Ja, weliswaar zijn de monniken, paters en de nonnen al lang vertrokken maar een klooster blijft toch een plaats van contemplatie en niet van hevig swingende muziek. Zelf heb ik wel eens in een kerk gespeeld die niet meer voor spirituele doeleinden gebruikt werd maar ik kan je verzekeren, dat alleen al door de akoestiek een geruime mate van beïnvloeding plaats vindt. Je laat het wel uit je bolle kop om te gaan swingen en halleluja te roepen, in ieder geval niet op de manier van een kerk in de USA waar de gospel gepredikt wordt. Maar ja de meeste onder de noemer jazz gerangschikten laten weten beïnvloed te zijn door triphop, lounge, wereldmuziek, fado, klassieke kamermuziek, funk, fusion, tango, Ravel en nog veel meer maar niet door Swing, Hard-bop of Art Blakey. Wie dacht dat de Uitmarkt ook een jazzmarkt is moet wel zijn idee over jazz even bijwerken. Diegene die daar geen behoefte aan heeft, vindt op deze culturele Albert Cuyp weinig van zijn gading. Herbert First published 04.8.2006 "En jazz, leeft dat nog onder jonge mensen?" "Ja zeker, maar nu heet het hiphop. Hiphop is toegankelijk, goedkoop om te maken en vraagt heel veel creativiteit. Ik zie het als een hedendaagse loot in de jazztraditie". Lezers die zich nu afvragen of het mij helemaal in de bol is geslagen moet ik er even fijntjes op wijzen, dat bovenstaande citaat niet van mij maar van trombonist Joseph Bowie afkomstig is en gedaan in een interview in Het Parool van 1 augustus 2006. Joseph Bowie, broer van de in 1999 overleden Lester, woont sinds een paar jaar in ons land. "In Amerika kan ik gewoon niet leven van mijn muziek. Dat is echt een ramp. Je moet daar commerciële jazz spelen om het hoofd een beetje boven water te kunnen houden. Daar had ik geen zin meer in. Ik wilde mijn eigen ding doen". Bovenstaande regels lezend trok ik even de wenkbrauwen op. Niet eens zozeer door de aankondiging dat de nieuwe jazz hiphop heet maar meer door de gedachte dat het maken van hiphop ‘heel veel creativiteit' kost. Eigenlijk is de conclusie die je uit Bowie's woorden kunt trekken, dat de jazz in de vorm van rap & hiphop eindelijk tot in alle lagen van de bevolking is doorgedrongen. Het wordt mij nu ook duidelijk, dat de visionaire blik van Miles buitengewoon was. Hij wist waar het met de jazz naar toe ging en daarom hiphopte Miles in zijn laatste muzikale oprispingen. Via de radio of tv word ik ongevraagd regelmatig op hiphop getrakteerd. Echt blij word ik daar niet van en de link met jazz had ik nooit gelegd, mogelijk bij gebrek aan creativiteit. Bij beluistering heeft het idee, dat hier ‘heel veel creativiteit' bij elkaar gehiphopt is, nimmer mijn gedachten gekruist. Wat een onzin. Ja ik begrijp nu, dat vanuit een bepaalde optiek de jazztraditie in de USA in ere gehouden wordt door middel van deze hedendaagse loot en er daarom door creatief blank en zwart dan ook flink wat afgehiphopt wordt. Het woord creativiteit is mij in deze hiphop context ook niet echt duidelijk. Want als er op muzikaal gebied ergens creatieve armoede te bespeuren valt is het wel in deze regionen Zeurzangeressen, foute elektronica, jatwerk, na-aperij you name it en je kan er het etiketje hiphop op plakken. Bowie's opmerking over de commerciële jazz in zijn geboorteland slaat ook nergens op. Alle muziek is commercieel. Alleen is het sinds een paar decennia mogelijk dankzij subsidie om te overleven met muziek die slechts voor een dusdanig klein publiek acceptabel is dat er normaal gesproken geen droog brood mee op de plank te krijgen valt. Dit geldt zowel de hedendaagse als de klassieke muziek. Muziek is namelijk de kunstvorm waar de uitvoerder niet automatisch synoniem is aan de bedenker. Een beeldend kunstenaar voert in de meeste gevallen zijn opgewelde ideeën door middel van eigen inspanning uit. (Nou ja daargelaten zulke slimmeriken als Jef Koons, die zijn ideeën laat uitvoeren door vaklieden). Schrijvers en dichters geven evenmin opdracht tot het schrijven van proza of een gedicht, dat moeten ze toch meestal helemaal zelf doen. Er komt echter nog iets bij namelijk de uitvoeringstijd. Dankzij moderne technieken werd de tijd die het kostte om een bepaalde handeling te verrichten -bijvoorbeeld het verplaatsen van 100 ton ijzererts- van 10 uur in 1890 gereduceerd tot 10 minuten in 2006. De kosten van die verplaatsing zijn dankzij de verkorting van de tijdsduur ongeveer gelijk gebleven. Echter een concert waarvan de uitvoering in 1890 twee uur vergde, duurt in 2006 nog steeds twee uur -als de dirigent niet al te veel haast heeft- dus zijn de kosten van die uitvoering gigantisch gestegen. Alleen door middel van subsidie is zo'n uitvoering nog te realiseren. Hetzelfde geld voor hedendaagse muziek althans als er wordt uitgegaan van de normale concertduur. Daarom zal er nog zelden een bezetting van meer dan vier man optreden in een publieke gelegenheid als een café, omdat de kosten niet meer op te hoesten vallen. En van het spelen in dit soort gelegenheden valt de aanschaf van beleg op de boterham niet te bekostigen. De populariteit van disc-jockeys is mede zo groot door het feit, dat er maar één persoon op de loonlijst staat in plaats van drie of vier. Alleen gesubsidieerde festivals kunnen nog wat pecuniair soelaas bieden, voor de rest is het hier evenals in de USA en de overige westerse wereld, houtje bijten geblazen voor musici die louter en alleen van ‘hun' muziek willen leven. Het heeft simpelweg allemaal niets meer met de kwaliteit van de muziek te maken alleen nog maar met geld. Welke fantastische kwaliteiten je als muzikant ook bezit, alleen bij hoge uitzondering kom je aan de bak en een financieel zeker bestaan kun je - op een enkele uitzondering na - als uitvoerend musicus wel helemaal vergeten. Voor de meesten blijft er niets anders over dan lesgeven of het zoeken van een baan ter wille van enige financiële zekerheid. Mijn conclusie luidt dan ook, dat muziek meer nog dan nu een ‘amateuristische' aangelegenheid zal worden. Amateur moet dan als ‘liefhebber' gelezen worden. Want alleen oprechte ‘amateurs' zullen nog de tijd, energie en geld willen vrijmaken om ‘echte' muziek ten gehore te brengen, gelijk de fanfares in Limburg. Herbert Dit pikte ik van internet: *) Het klinkt raar maar Hip-hop is moderner geworden. Het is heel erg moeilijk om precies het verschil tussen Rap en Hip-hop aan te geven. Ze komen in veel gevallen gewoon overeen. Hip-hop is wat wel "zachter" dan Rap. Hip-hop is echt de nieuwe muziek, de wat pop-achtige muziek. De teksten komen vrijwel overeen, maar als je goed luistert naar de structuur van het nummer zal je heel verschillende elementen ontdekken. Moderne Hip-hop is heel anders. Vaak is bij deze nummers een oude Rap sound of beat die gemoderniseerd is en in een geheel nieuwe beat is veranderd. Rap is uit Hip-hop voortgekomen alleen het heeft zich er van losgekoppeld. In die tijd is Hip-hop moderner geworden. Het is Rap in de liedjes die je nu hoort alleen de muziek is meestal vervanger door Hip-hop met nog een vleugje oude stijl. Rap is rauw en hard en de beats zijn wat saai en eentonig. Hip-hop is wat vrolijker, met meer gedans en wat meer diverse muziek. Rap muziek schreef voor het eerst historie toen ze drums en scratchen (van platen) in hun ritmes (Run DMC) gooiden. Over deze beats rapten ze dan heen. Later gingen artiesten samples gebruiken om het eeuwige "scratchen"te hernieuwen. Zo konden opgenomen scratches opnieuw gebruikt worden. Hip-hop muziek bleef zich maar verder evalueren en de techniek die in de muziek werd/wordt gebruikt ook. Vandaag is veel oude Rap vervangen en tot nieuwe Hip-hop gesmeden. Deze nieuwe versie van Rap wordt vrijwel altijd Hip-hop genoemd. Hip-hop is veel meer samples en techniek. Het is een modernere vorm van Rap. Toen was het een turntable (draaitafel), nu is het een complete studio met veel meer effecten die in de beat worden gegooid. De turntable is niet weg maar hij heeft veel broeders gekregen die hem ondersteunen in de studio om een veel gevarieerder geluid te creëren. First published 20.7.2006 "Voor zo'n publiek moet je dan optreden, een publiek dat zelfs het meest elementaire van jazz niet begrijpt?" Vriend Joop ergert zich aan het feit dat het festivalpubliek op de één en drie mee klapt i.p.v. op twee en vier. "Moet je ze zien staan, met hun handen in de lucht wapperend. De aanstekers ontbreken er nog maar aan, nee een uiterst bedroevende vertoning en met jazz heeft het allemaal al helemaal niets meer te maken", luidt zijn vernietigende commentaar. Het aanbod op Nederland 3 betreffende het NSJF, -wanneer schrappen ze dat Jazz nu eens uit de naam- deed spontaan het volgende rijm bij mij opwellen: Weet ik in ieder geval Dat Branford Marsalis Nu ook helemaal kaal is De 'artist in residence' speelde even mee bij Dr. John, de met doodshoofd en andere voodoo attributen toegedoste toetsenist/zanger uit N.O. Het publiek, applaudisseerde niet na Branford's solo. Want wie van de 60.000 aanwezigen zegt de naam Branford Marsalis wat? Hij zingt niet, dus is onbekend bij het merendeel van de bezoekers. De ‘artist in residence' vond het ook noodzakelijk om met een symfonie-orkest op te treden. Logischerwijs zou je denken om bijvoorbeeld werk van Duke uit te voeren. Nee hoor het moest van Milhaud zijn een of andere Franse componist die de swing ook niet uitgevonden heeft. Vermoedelijk is enige naijver tussen de broertjes Marsalis debet aan deze wansmaak. De trompetterende broer is tenslotte ook klassiek angehaucht. Als klap op de vuurpijl speelde de ‘artist in residence' ‘A Love Supreme' met zijn eigen groepje. Hier sloeg het klonen definitief om in ‘clownesk'. En waarom dit alles? Branford: ‘Daar word ik beter van'. Benjamin Herman, ‘onze eigen Benjamin' mocht met een aftandse Britse pop-held meespelen. Verder was het gezang niet van de lucht. Eigenlijk, maar ik heb niet alles gezien, was 99% van het gebodene opgehangen aan optredenden die trachten met hun stem het publiek te plezieren. Sommigen lukt dat prima, maar bij mij dus niet. Het is allemaal niet interessant, of door gebrek aan stem of door gebrek aan ideeën. Ze vallen in het beste geval binnen de categorie ‘zeurzangeres'.(Het fenomeen ‘zeurzanger' is relatief onbekend, bij gebrek aan). Het enige wat te vergelijken viel waren de outfit's van de diva's en de kontjes. Tip voor toekomstige (jazz)-musici: ‘Als je niet zingt, geen droog brood op de plank'. Wat me ook opviel, was de aanwezigheid van veel ‘Hammond' orgels. Tussen aanhalingstekens, want ik zag een fors aantal elektronische neppers van Japanse makelij. Klonen dus, zoals het hele NSJF langzamerhand tot een groot gekloon verworden is. Voor recensies valt er het e.e.a. te lezen op: jazzenzo.nl draai om je oren Herbert First published 5.7.2006 Het gaat goed met de jazz in Nederland, tenminste als je het afmeet naar het aantal glossy's dat onder die noemer bij de sigarenboer in het rek staat. Jazz, de voortzetting van JazzNu was er al. De volledige redactie van dat prachtblad is na een conflict met de uitgever opgestapt en heeft onderdak gevonden bij een andere bladenmaker. Onder de naam Jazzism zetten zij hun heilzame arbeid voort. Van beide bladen is mij het laatste nummer onder ogen gekomen en die hebben mij niet vrolijk gestemd. Jazzism is een voortzetting van Jazz met andere middelen. Jazz is een voortzetting van Jazz met een andere redactie. Bij beide bladen begint de vlag steeds minder de lading te dekken. Anders gezegd met jazz heeft het steeds minder te maken. Eigenlijk beoefenen beide bladen een geschreven vorm van Jazzballet. Daar zit ook het woord jazz in verwerkt maar ik heb nooit kunnen ontdekken waar dat op sloeg. In mijn muzikale loopbaan ben ik er eenmaal ingestonken om mee te werken aan een Jazzballet. Wist ik veel. Jazz klonk vertrouwd en ballet, nou daar kwam ik wel overheen. Zeker gezien het feit dat er een aanminnige hoeveelheid van een ranke leest voorziene schonen aan meewerkten. Dat heb ik dus geweten, onzin dans op onzinmuziek en de schonen hadden het niet op zwetende muzikanten. Optimale misbruik van het woord jazz, kortom. Daar beginnen beide bladen zich ook behoorlijk schuldig aan te maken. Onlangs las ik op de site van jazzenzo.nl (Opinie) een essay van Koen Graat, cultuurwetenschapper, bassist en journalist getiteld Jazz & Het Einde van De Kunst. Strekking van het essay: Jazz is Dood, Conclusie van de schrijver: Helemaal. De schrijver van het doortimmerde stuk trekt conclusies die ik wel onderschrijf. Ik pik er een paar uit: - Free jazz lijkt in meerdere opzichten een eindpunt van de jazz te zijn. - Jazz is als kunstvorm aan herhaling, gebrekkige ontwikkeling en geringe inventieve ontwikkeling ten prooi gevallen. - De muziek blijft bestaan maar is een leeg omhulsel dat niets meer toevoegt. - We moeten afscheid nemen van het idee dat kunst altijd vernieuwend moet zijn. - De jazz als kunststroming heeft bestaan tussen 1940 en 1970. Als je deze conclusies loslaat op het gebodene van de beide jazzglossy's dan mag ik niet anders dan het gelijk van Koen Graat bevestigen. Een leeg omhulsel dat niets meer toevoegt. Onlangs had ik een bekende Nederlandse jazzmusicus aan de telefoon. Ik noteerde: "Ik kom nu al ruim veertig jaar in New York. Soms meerdere malen maar minimaal één keer per jaar. Het is dit jaar voor het eerst, dat nergens jazz te beluisteren viel". Ik antwoordde, dat er overal te lezen viel, dat er in New York van zo'n bruisend jazzleven te genieten viel. "Vergeet het maar. Ja als je behoefte hebt om Wayne Shorter te horen spelen tegen een prijs van $ 50,– zonder drankjes, moet je dat vooral niet laten. Maar echte jazz, nergens. Ja er wordt natuurlijk wel gespeeld maar dat valt in de categorie, imitatie en kloon". "Dus als je bedoelt, gewoon spannende jazz, die muzikaal nog iets te vertellen heeft, dan is het nada". "Precies. Geen verrassingen, noch positieve als negatieve, alleen maar herhaling van wat voorheen al beter is gedaan. Dat bedoel ik dan niet technisch, want techniek hebben die gasten wel, maar muzikaal, dooie boel". Het gelijk van Koen Graat werd door deze al ruim veertig jaar meedraaiende musicus nogmaals bevestigd. Da's niet leuk maar nog minder leuk is het toekomstperspectief dat opduikt: Muziek wordt een grote vergaarbak van alles wat er de laatste honderd jaar is vastgelegd. Iedereen mixt, plundert, vergaard, kopieert wat van zijn gading is en brengt dat als ‘eigen' op de markt (lees internet). De ‘democratisering' van de (mooiste) kunst is daarmee een feit. De (muziek)wereld is aan de minkukels. Amen. Herbert First published 10.6.2006 Zit ik in de auto naar het Radio 1 journaal te luisteren ‘s avonds na half zeven, zetten ze plotseling een stukje muziek op. Zonder waarschuwing. Meedogenloos want vals, vals niet te geloven zo vals. Je ontkomt praktisch nergens meer aan de muzikale ellende, ook hier dus niet. Ik drukte meteen de beste voorziening van de autoradio in, de mute-knop. Na drie minuten dacht ik de ellende wel voorbij te zijn maar ik pikte nog net het staartje mee. Mijnheer Govert van Brakel kondigt deze muzikale treurnis af met de woorden: "Het klinkt een beetje als Billie Holliday deze Jodie Holland....". (Govert kan wel afgeserveerd worden als zijnde toondoof) Te erg voor woorden deze zeurzangeres in optima forma. Arme Billy. Vriend van mij vertelde, dat hij laatst in een restaurant te eten zat waar op de achtergrond Billie Holliday te beluisteren viel, dacht hij. Toen hij eventjes beter luisterde wist hij meteen, dat het Billie Holliday niet kon zijn vanwege de timing of beter het gebrek aan. Hij vroeg wie deze imitatrice wel mocht zijn, bleek ene Madeleine Peyroux. Heeft ongetwijfeld ontelbare cd's verkocht met deze volksverlakkerij. Raakte over dit soort zaken in een discussie verzeild met een andere vriend, die denkt dat luisteraars naar de imitators toch op een gegeven moment op zoek gaan naar het origineel. Dus je hoort Joey DeFrancesco en dan ga je op een goed moment op zoek naar Jimmy Smith. Of je denkt, wie was dat nou die Billie Holliday, die mijn toppertje Madeleine geïnspireerd schijnt te hebben. Geloof ik daar in? Nou, nee en wel om een aantal redenen. De voornaamste, mensen zijn lui. Die gaan zich niet inspannen om iets te achterhalen waar ze niet wezenlijk in geïnteresseerd zijn. (Dan zouden ze die cd's al in huis hebben). Een andere reden vormt de verkrijgbaarheid. Niet alle muziek van de (vergeten) grootheden is op cd verkrijgbaar, soms wel compilaties maar het blijft vaak behelpen. Ook hebben de platenmaatschappijen er niet altijd belang bij om oud materiaal opnieuw uit te brengen, want we leven nu eenmaal in de wereld van nieuw, nieuwer, nieuwst. Ouwe troep flikkeren we de deur uit. Als je als platenmaatschappij flink geïnvesteerd hebt in een nieuw product, dan ga je natuurlijk niet de oude spullen promoten. Laatst zag ik een opname uit de NTS archieven van zangeres Sarah Vaughn*). Het betrof hier een door Willem O. Duys aangekondigd ‘spontaan' optreden tijdens het Grand Gala du Disque uit 1963. Duys vraagt aan de tussen het publiek zittende (!!!) Sarah: "Wilt u iets voor ons zingen?" Haar antwoord luid bevestigend en op de vraag wie haar moet begeleiden antwoordt ze: "Douglas Duke, die is ook hier." Douglas Duke was een in die tijd in Nederland verblijvende Hammond virtuoos. Als je Sarah even wat standerds hoort vertolken, dan weet je meteen dat alle hedendaagse zangeressen het wel kunnen schudden. Bij gebrek aan timing, muzikaliteit, stemvolume, toon en improvisatievermogen. Maar ga eens op de Albert Cuyp staan met een microfoon en vraag de passanten wie Sarah Vaughn was en wie Madeleine Peyroux is en als je al antwoord krijgt op die vraag zal dat ten faveure van de laatstgenoemde zijn. Sarah's naam zal bij de meesten geen enkele bel meer doen rinkelen, maak ik mij sterk. Tant pis, het is niet anders. Herbert *)Met dank aan Rien Boendermaker First published 01.6.2006 De kans dat Kamikazepiloten hun op vernietiging gerichte actie overleefden mag vele malen hoger worden ingeschat dan de overlevingskans van een jazzblad in ons land. Het exploiteren van een dergelijke uitgave kan rustig onder de noemer liefdewerk en oud papier worden geschaard. Toch blijken er elke keer weer enthousiastelingen voor het jazzblad karretje gespannen te kunnen worden. De klus die tot op heden door niemand geklaard is, denken zij wel even te kunnen klaren. Ik mag hier fijntjes om glimlachen. Er zijn een paar foute uitgangspunten die tot de oprichting van een jazzblad leiden: 1. Er is een publiek voor jazz 2. Men zit te wachten op een jazzblad 3. De informatie is interessant genoeg 4. De adverteerders stromen toe 5. Er is sprake van een bruisend jazzleven Als er al ooit een publiek voor jazz is geweest, iets wat ik waag te betwijfelen, dan was het in ieder geval miniem. Met ingewijden heb ik wel eens een schatting gemaakt van het aantal echte jazzliefhebbers in ons knollenland. We kwamen echt niet boven de 10.000*) uit en dan nog met ruime maat gemeten. In ieder geval een te kleine basis om daar een bruisend jazzleven mee te entameren. Als je alleen al weet, dat van elke 100 verkochte cd's er slechts één onder de zeer ruime noemer jazz (incl. blues/dixieland e.a.) geschaard kan worden, dan voel je de bui al hangen. Die al redelijk beperkte groep wil misschien wel een jazzblad maar dan wel een actueel jazzblad, en niet een glossy dat om de twee à drie maanden verschijnt. Een adequate concertagenda vormt wel een minimum vereiste, iets wat bij genoemde verschijningsfrequentie natuurlijk een lachertje blijft. De informatie is absoluut niet interessant genoeg want je hoeft maar een paar jaargangen door te bladeren van de tot op heden verschenen uitgaven en je komt een onafzienbare stroom artikelen over steeds dezelfde dode jazzmuzikanten tegen. De top drie: Parker, Holiday en Davis op de voet gevolgd door Coltrane. Als er eens een nieuwe naam opduikt dan wordt die altijd minimaal gerelateerd aan één van deze vier. Zangeressen, de stakkers, worden zonder uitzondering met Holiday vergeleken en blazers die niet minstens de namen van Parker, Davis of Coltrane als inspiratiebron noemen mogen niet meer meedoen. Adverteerders kijken naar het lezersbereik en zetten daar meteen de nodige vraagtekens bij. Alleen adverteerders met een schier onbegrensd budget en met een jazzafwijking plaatsen tegen beter weten in een advertentie, uit medelijden. Een bruisend jazzleven is mij onbekend. In een ‘kleine wereldstad' als Amsterdam kan niet eens een echte -ongesubsidieerde- jazzclub de deuren geopend houden. (Slavendrijverijen als De Alto, laat ik even buiten beschouwing). Het is al talloze malen geprobeerd en even vele keren faliekant mislukt, in het laatste decennium mogen De Odeonkelder, Parker en als laatste De Pompoen in deze als ondersteunend voorbeeld dienen. De Pompoen slaagde er bijvoorbeeld zelfs met een naam als Lonnie Smith niet in, het volk voor de tv vandaan te rukken. De laatste jaren moest de jazz-geïnteresseerde het doen met de glossy ‘Jazz'. Hoewel tegen beter weten in er op geabonneerd, viel het niet mee. Een eindeloze reeks van zangeressen, foute dj's en niet swingende muzikanten figureerden op de glanzende pagina's afgewisseld met totaal misplaatste mode, restaurant recensies en andere flauwekul. De redactie die voor deze flauwekul verantwoordelijk was heeft een maandje geleden aan de kuierlatten getrokken wegens financiële wanprestatie van de uitgever. Ze zijn niet stil blijven zitten en hebben nu bij een nieuwe uitgeverij de kans gekregen om aan te tonen dat ze wel een echt jazzblad kunnen maken. Dit blad, waarvan de eerste uitgave inmiddels in de kiosken ligt, heet Jazzism. Tja. Bij de cd-recensies wordt meteen de nieuwe cd van Jazzanova besproken, niet echt iets waar de oprechte liefhebber met bonzend hart naar zal uitkijken. Nou ja ieder z'n lol, maar wel een duidelijk voorbeeld van jazzinflatie. Ik vrees, dat de gedrukte jazzmedia het stevig voor de kiesjes gaan krijgen met de inmiddels al vier internet jazzmagazines, die veel actueler, geen plaats innemen en ook nog eens gratis zijn. Vooral dat laatste spreekt een belangrijk woordje mee, zeker in ons land. Herbert *)Toen ik eind zestiger jaren de 14-daagse 'Jazzagenda' uitgaf, bereikten wij na twee jaar een maximum oplage van 3.200 gratis(!!) stuks. Deze oplage was tot stand gekomen mede dank zij de adressenbestanden van bijna alle Nederlandse jazzclubs e.d. waaronder Paradiso. Ook het eerste door Paul Acket georganiseerde North Sea vormt een indicatie met 8.900 bezoekers in drie dagen(!!) First published 03.5.2006 In mijn vorige column haalde ik Mark Mosley aan, die lucht had gegeven aan zijn ontstemming betreffende het ‘klonendom'. Dinsdag 18 april kreeg ik een mailtje, dat de nieuwe ‘Jazzflits' te downloaden viel. Dat deed ik en vervolgens kwam ik op pagina 6 een betere onderbouwing van ons betoog tegen dan ikzelf had kunnen verzinnen. ![]() Deze lijst is een top-10 van de door Noord-Amerikaanse radiostations meest gedraaide jazz. Daar bevinden zich dus drie !!! organisten onder, namelijk Larry Goldings, Joey Defrancesco en Tony Monaco. Hoera zou de nietsvermoedende Hammondorgel-liefhebber dan uitroepen. De nietsvermoedende, ja die zou dat kunnen doen maar zij die beter weten worden van dit lijstje vermoedelijk niet echt verheugd. Want van genoemde drie vallen er twee ruimschoots binnen het begrip ‘kloon'. Larry Goldings als Larry Young kloon en Joey als Jimmy Smith kloon. En nogmaals met ‘kloon' bedoel ik niet, dat het spel van Larry Young en Jimmy Smith op eigen wijze geïnterpreteerd wordt maar een letterlijk noot voor noot kopiëren. Tony valt wat meer buiten het begrip kloon, hij speelt Smith niet meer letterlijk na maar in sommige nummers leent hij wel erg opvallend van zijn idool. (Het staat de lezer overigens vrij met het vingertje naar schrijver dezes te wijzen maar u zult dan toch wel met overtuigende argumenten aangevuld met auditief bewijsmateriaal aan moeten komen om mij van klonen te kunnen beschuldigen). Defrancesco gaat overigens wel erg ver in zijn imitatiedrift want lees ik ergens in de aankondiging van een op 30 april as. in het Bim-huis te geven concert: ‘....als hij maar niet met zijn buik de toetsen gaat bespelen, zoals hij op het North Sea demonstreerde....". Met zijn buik? Godsamme een grap die de nogal omvangrijke Joey van ‘original' Milt Buckner heeft afgekeken. How low can you go. Waarom wel aandacht voor een papegaai als Defrancesco en niet voor nog levende originals als Melvyn Rhyne, Chester Thompson en Sonny Philips om er een paar te noemen. De fantastische muziek van deze organisten kan niet vaak genoeg over de radio gespeeld worden maar helaas, dat gebeurt niet, men geeft duidelijk de voorkeur aan imitatie. Om moedeloos van te worden. De lezer wil ik graag nog even op een artikel wijzen van de hand van Kenny Drew Jr., waarin deze zich afvraagt wat er in godsnaam met de zwarte muziek aan de hand is. Van de hedendaagse populaire (zwarte) muziek wordt hij niet echt blij en daar kan ik hem geen ongelijk in geven. Klik hier voor het artikel: Herbert Afgelopen april zou Henk van Es 75 jaar zijn geworden, hij heeft zijn verjaardag echter al elf jaar niet meer mogen vieren. Ter ere van zijn geboortedag (4.4.1931) heeft de Stichting Jazz Werkgroep een cd uitgebracht waarop de registratie van een concert in de toenmalige roemruchte discotheek ‘37 op de schaal van Richter'. Naast Henk op bariton, deden mee: Rinus Groeneveld (ten.sax), Henk van der Hurk (gitaar) Max Bolleman (drums) en uw columnist Herbert achter de manualen van een Hammond C3. Een unieke opname zeker waar het Henk van Es betreft die behalve op de LP ‘Live at the Bohemia Jazzclub' uit 1969, nergens anders te beluisteren valt. Een omissie waar nu op bescheiden wijze iets aan gedaan is. Zie ook de:
|
Previous Columns/Vorige columns | 2013 | 2012 | 2011 | 2010 | 2009 | 2008 | 2007 | 2005 | 2004 | 2003 | 2002 | 2001 | 2000 | 1999 | 1998 |
Infopage | Songbook for Hammondorgan | Guitarbooks | CD's for sale |